#12: Over de ogen van de ander
- Christine Schauw
- 3 feb 2024
- 2 minuten om te lezen
L’enfer c’est les autres.
Op een zachte lenteavond fietste ik van de Arenberg naar ’t Zuid terwijl deze uitspraak van Sartre maar door mijn hoofd bleef malen. De Antwerpse straten waren rustig, dus ik kon verdwalen in mijn eigen hoofd. Ik had net het theaterstuk “Sartre en de Beauvoir” van Stefaan Van Brabandt gezien. In de voorstelling gaan de twee iconische filosofen – vertolkt door Frank Focketyn en Sien Eggers – in dialoog over hun turbulente leven en existentialistische denken.
L’enfer c’est les autres. L’enfer c’est les autres.
Op repeat in mijn hoofd. Ook de volgende dagen denk ik na over de mogelijke betekenis en toepassing op mijn eigen leven. Volgens mij betekent het dat de ogen van de ander zo vreselijk als de hel kunnen zijn omdat er steeds een verborgen oordeel achter schuilt. Een oordeel waartegen je je niet kan wapenen. Het enige wat jij kan doen is terugkijken en ook lekker oordelen. Of zo heb ik het toch begrepen van Sartre.
Op dat moment voelde dat écht zo voor mij. Overal waar ik ging, zag ik de ogen van de ander. De ogen keken, de ogen oordeelden. In elk gesprek meende ik dat oordeel te bespeuren. De angst van “het niet goed doen” – zelfs in een dagdagelijks gesprek - werd zodanig groot dat ik sociale interacties begon te vermijden. Maar dat baatte niet. De angst achtervolgde me tot in mijn slaap, waar de eindeloze draaimolen zich omzette in nachtmerries.
Ik veronderstel dat angst altijd zo werkt. Het multipliceert zich. Ik was bang, eerst van de ogen van de ander, nadien van de ander. Later van mijn dromen. Uiteindelijk angstig voor alles, bang voor niets.
Ik vraag me af hoeveel keren mijn ogen de hel voor iemand anders geweest zijn. Waarschijnlijk onnoemelijke keren, aangezien je mijn oordeel vaak op mijn gezicht kan aflezen. Een open boek, mijn gezicht. Misschien klopt het dan wel wat Sartre schrijft: dat je vrij kan zijn van het oordeel van de ander, als je beseft dat je zelf ook oordeelt en dat jouw oordeel ook maar gewoon gebaseerd is op dat wat jij gewoon bent, normaal vindt, aangeleerd hebt. Want – heel eerlijk - hoe vaak stelt dat eerste oordeel écht iets voor?
Een aantal jaren na het kijken van het theaterstuk, zie ik de hel niet meer zo vaak terug in de ogen van de ander. Maar soms gebeurt het natuurlijk nog wel. Onlangs was ik aan het surfen, omgeven door hoge golven en ervaren surfers, en daar was het weer: de hel in de vorm van onzekerheid. In mijn eigen hoofd, gereflecteerd dans l’autre. “Jij hoort hier niet, meisje”, meende ik in die Portugese ogen af te lezen. Hij had vast gelijk. Zijn oordeel voelde als de hel, omdat het ongenadige spiegel was van mijn eigen gedachten.
Nadien bedacht ik me – toen ik alleen op het strand zat naar de zonsondergang te kijken – dat ik eigenlijk helemaal niet in de hel hoef te geloven. Niet in mijn gedachten, niet in zijn oordeel. Geen van beiden bevat de waarheid.
L’enfer, c’est où? Pas ici.
